Ik weet niks
Tot de conclusie komen dat je niks met zekerheid weet kan shockerend zijn. Niet alleen leven we in een tijdperk waarin wetenschappelijke inzichten mekaar snel opvolgen, wetenschapsfilosofische filosofieën hebben heel wat zekerheden in het gedrang gebracht. Ik herinner mij nog mijn confrontatie met het filosofisch postmodernisme. Het Grote Verhaal van het christelijk Westen bleek een verzinsel te zijn dat machtsverhoudingen in stand moest houden, tussen mannen en vrouwen en tussen continenten. De perceptie van de werkelijkheid werd herleid tot 'een eigen mening, ingekleurd door geslacht, afkomst en materiële situatie (zie Marx)'. Dat vond ik shockerend. Ook toen Gust De Meyer poneerde dat er geen 'hoge' of 'lage' muziek is, maar dat alle muzieken kwalitatief evenwaardig zijn, viel mij zwaar. Ik kon moeilijk een verdediging bedenken die tegelijkertijd een objectiviteit huldigde als die van de 'view from nowhere' én mijn mening toch een persoonlijk gewicht gaf. Ik zat vast in steeds imploderende wereld van betekenis. De zelfreferentialiteit van taal zette mij ook vast. Als ik ervan uit ga dat 'auto' alleen naar 'auto' kan verwijzen en 'de' alleen maar door zichzelf verklaard kon worden', welke betekenis had dan 'de auto' nog? En hoe zat het met de betekenis van 'De auto staat verkeerd'? Het verband dat wordt gelegd tussen de woorden werden bij voorbaat gekortwiekt door de deconstructie. Dat was een moeilijke periode en ergens (en het was niet 'nowhere') hield ik me vast aan de stelling dat na het postmodernisme, het modernisme komt. Volgens Baudrillard is men 'Welkom in de woestijn van het echte.' Angstaanjagend, als dat 'echte' het eigen perspectief niet te buiten kan.
Wat weet ik? Ten eerste zit ik met de ontwikkelingen op wetenschappelijk vlak. Die maken dat ik de ene dag overtuigd ene wetenschappelijke theorie aanhang en die de dag erna alweer gedateerd blijkt. Maar ook op een grotere historische schaal is dat zo. De naïeve wetenschappelijke inzichten van weleer, zeg maar, van enkele eeuwen geleden, zijn nu anekdotisch en soms zelf belachelijk en ook toen had men zijn leven gegeven op de brandstapel om haar te verdedigen. Hoe zit het dan met onze kennis? Loopt ook zij niet het risico gedateerd te zijn over enige tijd? Welke zekerheid rest mij dan nog, nu, op dit moment? Leg ik teveel vertrouwen in de kennis, die ik gebruik als liaan om naar de volgende rottende boom te slingeren? Het is geen folie, maar een onzekerheid waarmee ik moet leven.
'De armen zijn zalig van geest', zou men kunnen zeggen. Hun onwetendheid beschermt hen. Maar wie zou zo dom zijn om te kiezen voor domheid met hetgeen hij of zij al weet? Een alcoholist? Een tv-verslaafde? Misschien lere men leven met onzekerheid. Wetenschappelijke zekerheid biedt geen emotionele zekerheid. En daarin schuilt een onzekerheid die men overhoudt aan feitenkennis - maakt die gelukkig? Misschien doet de wijze van integratie in de emotionele persoon er veel toe. Ik kan niet zeker zijn van mijn kennis gezien het vluchtige van die zekerheid, maar laat ik dat aan mijn hart komen?
maandag 20 april 2009
Abonneren op:
Reacties (Atom)