maandag 28 september 2009



Kracht/zwakte


Ik heb een ambigue relatie met kracht en zwakte. Onze samenleving schrijft voor dat men zijn zwakte verberge maar tegelijkertijd beschouwt zij kracht als bovenmenselijk. Een zielige persoon wordt snel bekakt, een sterke persoon wordt gebrek aan menselijkheid verweten, of is ontoegankelijk.

Zou het een zwart/witvoorstelling zijn? Wat als men af en toe een beetje zwakte toonde? Zou die zwakte ons menselijker maken? Omgekeerd ook: een zwakke mens die af en toe kracht toont, wat voor indruk maakt die?

Het ligt moeilijk. Het lijkt erop alsof men een goede balans moet vinden tussen authenticiteit, een randverschijnsel van uniek zijn, en herkenbaarheid, een randverschijnsel van menselijkheid. Hoe doseert men die zaken?

Stel dat je je toonde zoals je echt was. Misschien zijn de reacties voor sommigen voorspelbaar: te los, te uitbundig, te eerlijk, te vals, te recht voor de raap. Misschien moet men de eigen identiteit weten te acteren. Een goede acteur zet een consistente identiteit neer. Alleen op het toilet of in de badkamer is hij zijn gekke en onherkenbare zelf. Maar onder de mensen verberge hij zijn ware ik. Is er dan een ware ik en een ware Ik? Is hoe zij zich toont 'onder de mensen' hoe hij echt denkt te zijn?


Wantrouwen is hier niet aan de orde. Het kan een spel van diplomatie zijn, zelfbescherming, functionele maskerade. Wil ik weten wat er zich echt achter jouw masker afspeelt?
Afbeelding: Richard D. James, het alias van Aphex Twin.

maandag 24 augustus 2009



Back by popular demand

Dat de waarheid of de juistheid niet afhangt van het aantal mensen ligt niet voor de hand. Toch gaat men er in de informele logica ervan uit dat de argumentum ad populum een denkfout inhoudt. Een voorbeeld:

'De meeste mensen houden niet van rauwe slak.'

Sommige mensen zijn dan geneigd tot de conclusie te komen dat slak dan niet lekker is. Ze maken daarbij twee denkfouten: ze passen de conclusie van de zin op zichzelf toe én ze veralgemenen alsof 'bijna iedereen' gelijk staat aan 'iedereen'.

Hoe zit het dan met het volgende voorbeeld?

'Men vindt dat diarrhee in een omelet vies is.'

Ook hier kun je zeggen dat er een denkfout in het spel is: 'men', wie dat ook is, bepaalt niet wat ik vies moet vinden. Maar dan ben je aan het kommaneuken, want een omelet met diarrhee is vies. Wellicht moet je de qualifier (men, de meeste mensen, in onze cultuur, in onze traditie, in mijn familie, ...) loskoppelen van de qualifié. Eens dit gebeurt kun je die laatste naar waarde inschatten. Maar de gevoeligheid ligt juist in het feit dat de qualifier de waardering van de qualifié beïnvloedt. En op dit punt gekomen ga ik voort naar de volgende denkoefening.

'Iemand kan in een land van ongelovigen gelovig worden als enkeling. Hij is dan in een minderheid. Maar als hij anderen kan overtuigen en de groep groeit aanzienlijk, dan krijg je vanaf een bepaald moment een situatie van dwangmatige waarheid. De ongelovigen die dan nog resteren kunnen tot een minderheid, zondiet een enkeling worden herleid. Hoe zit het dan met de waarheid?'

En dan mag die ongelovige enkeling nog gelijk hebben, functioneel is zijn waarheid niet. Met andere woorden, er zijn waarheden en juistheden die de facto waar zijn, als ze niet kunnen gefunctionaliseerd, dan zal het de meerderheid zijn die het waarheidsgehalte bepaalt. En dat is een venijnig gegeven aan de ad populum. Andere voorbeelden zijn de democratie, de verklaring van de rechten van de mens en het dictaat van het politiek correct denken.

maandag 20 april 2009

Ik weet niks

Tot de conclusie komen dat je niks met zekerheid weet kan shockerend zijn. Niet alleen leven we in een tijdperk waarin wetenschappelijke inzichten mekaar snel opvolgen, wetenschapsfilosofische filosofieën hebben heel wat zekerheden in het gedrang gebracht. Ik herinner mij nog mijn confrontatie met het filosofisch postmodernisme. Het Grote Verhaal van het christelijk Westen bleek een verzinsel te zijn dat machtsverhoudingen in stand moest houden, tussen mannen en vrouwen en tussen continenten. De perceptie van de werkelijkheid werd herleid tot 'een eigen mening, ingekleurd door geslacht, afkomst en materiële situatie (zie Marx)'. Dat vond ik shockerend. Ook toen Gust De Meyer poneerde dat er geen 'hoge' of 'lage' muziek is, maar dat alle muzieken kwalitatief evenwaardig zijn, viel mij zwaar. Ik kon moeilijk een verdediging bedenken die tegelijkertijd een objectiviteit huldigde als die van de 'view from nowhere' én mijn mening toch een persoonlijk gewicht gaf. Ik zat vast in steeds imploderende wereld van betekenis. De zelfreferentialiteit van taal zette mij ook vast. Als ik ervan uit ga dat 'auto' alleen naar 'auto' kan verwijzen en 'de' alleen maar door zichzelf verklaard kon worden', welke betekenis had dan 'de auto' nog? En hoe zat het met de betekenis van 'De auto staat verkeerd'? Het verband dat wordt gelegd tussen de woorden werden bij voorbaat gekortwiekt door de deconstructie. Dat was een moeilijke periode en ergens (en het was niet 'nowhere') hield ik me vast aan de stelling dat na het postmodernisme, het modernisme komt. Volgens Baudrillard is men 'Welkom in de woestijn van het echte.' Angstaanjagend, als dat 'echte' het eigen perspectief niet te buiten kan.

Wat weet ik? Ten eerste zit ik met de ontwikkelingen op wetenschappelijk vlak. Die maken dat ik de ene dag overtuigd ene wetenschappelijke theorie aanhang en die de dag erna alweer gedateerd blijkt. Maar ook op een grotere historische schaal is dat zo. De naïeve wetenschappelijke inzichten van weleer, zeg maar, van enkele eeuwen geleden, zijn nu anekdotisch en soms zelf belachelijk en ook toen had men zijn leven gegeven op de brandstapel om haar te verdedigen. Hoe zit het dan met onze kennis? Loopt ook zij niet het risico gedateerd te zijn over enige tijd? Welke zekerheid rest mij dan nog, nu, op dit moment? Leg ik teveel vertrouwen in de kennis, die ik gebruik als liaan om naar de volgende rottende boom te slingeren? Het is geen folie, maar een onzekerheid waarmee ik moet leven.

'De armen zijn zalig van geest', zou men kunnen zeggen. Hun onwetendheid beschermt hen. Maar wie zou zo dom zijn om te kiezen voor domheid met hetgeen hij of zij al weet? Een alcoholist? Een tv-verslaafde? Misschien lere men leven met onzekerheid. Wetenschappelijke zekerheid biedt geen emotionele zekerheid. En daarin schuilt een onzekerheid die men overhoudt aan feitenkennis - maakt die gelukkig? Misschien doet de wijze van integratie in de emotionele persoon er veel toe. Ik kan niet zeker zijn van mijn kennis gezien het vluchtige van die zekerheid, maar laat ik dat aan mijn hart komen?

dinsdag 17 maart 2009



Eerlijk duurt het bangst


Eerlijkheid wordt hoog aangeschreven in onze samenleving, of toch ten minste, mensen doen alsof het hoog aangeschreven is. Kinderen wordt geleerd dat ze altijd de waarheid moeten vertellen en allerlei heilige boeken vinden van Godswege hetzelfde, ook niet-theïstische godsdiensten als het boeddhisme en het jainisme. 'Eerlijk duurt het langst', wordt gezegd.
Maar willen we wel dat we steeds maar de waarheid horen? Wensen we niet soms dat anderen niet voor de eerlijkheid de waarheid vertellen, maar haar verbloemen of ronduit liegen? Zei Jack Nicholson in 'A Few Good Men' niet: 'You can't handle the truth?'.

De waarheid is soms pijnlijk simpel en angstaanjagend 'waar'. Veel mensen weten dit, maar leven liever volgens een regel-utilitaristische redenering dat het 'meestal in veel gevallen van zulke draagwijdte beter is de waarheid te spreken.'

Maar er zijn ook andere gevallen. Dat van die vrouw in Frankrijk die geen maagd meer bleek te zijn en daardoor haar huwelijk om die triviale reden ontbonden zag worden. De waarheid was te veel. De belofte van de seksuele trouw is er ook zo één. Denken dat je knap bent. Denken dat je door bepaalde dingen te doen een goede indruk maakt. Kinderen wier gedrag is ontspoord doordat niemand de moeite heeft gedaan om hen op het rechte pad te brengen. De renovatie van je woning waarvan uiteindelijk alleen jij tevreden bent. Enz.
Het is hier dat witte leugens dan wel leugenachtig zijn, maar sociaal wel werkbaar. En het is hier dat de illusie van de waarheid sommigen een gemoedsrust geeft. De waarheid zelf maakt hen angstig. Soms weten ze dat ze voor de gek worden gehouden, maar leven ze toch liever in een gemoedelijke waan. Veel liegen maakt ook de waarheid ongeloofwaardig.

Heeft iemand bezwaar?

vrijdag 6 maart 2009



De besnijdenis van de oorlel

De niet-medische besnijdenis wordt erkend als onderdeel van bepaalde godsdiensten. Deze erkenning is in die mate getraditionaliseerd dat de moraliteit ervan niet meer in vraag stelt. Het is een ad antiquitatem. Men kan zich afvragen hoe men zou reageren als iemand beweert zijn/haar kinderen de oorlel af te snijden als vereiste van de godsdienst. Zowel in de genitale besnijdenis als bij de besnijdenis van de oorlel raakt met aan de fysieke integriteit van de persoon zonder dat rechtvaardigende redenen voor zijn.

Toch kan inbrengen dat de besnijdenis van de oorlel geen verlies aan functionaliteit van het oor tot gevolg heeft en daarmee de fysieke integriteit niet in onaanvaardbare mate is geschonden. Dezelfde redenering gaat ook op voor het knippen van haar en nagels of het ontharen van het lichaam door middel van epilering of scheren.

Bij de besnijdens van de penis is er echter wel een verlies aan functionaliteit, om niet te spreken over clitoridectomie. De verontwaardiging over het besnijden van de oorlel is blijkbaar ingegeven door twee impulsen: een esthetische afkeuring, zoals die er ook bestaat tegenover tattoo's en piercing op ongebruikelijke plaatsen van het lichaam en een traditionele afkeuring, meer bepaald een conservatieve en xenofobe reactie op zulke nieuwigheid.

En toch is er een overeenkomst met de voorhuid: beiden functioneren als erogene zone. Vanuit de optiek van het verwijderen van erogene zones zou men beide kunnen afkeuren. De oorlel kan ook holistisch werken als drukpunt in drukpuntensystemen. Dat oorlellen er zijn om juwelen aan te hangen is verkeerd, en meerbepaald een post hoc, propter hoc. Zo hebben wij geen voeten om er schoenen mee te kunnen dragen. Een mogelijke biologische functie is het warm houden van het oor. Op die manier fungeert de oorlel als extern verwarmingsapparaat. De voorhuid houdt de glans vochtig en beschermt tegen verwonding. Daarnaast heeft het ook nog een bio-mechanische functie bij de gemeenschap.

Dat een oorlelbesnijdenis verontwaardiging oproept, maar een penale besnijdenis niet is dus een traditioneel ingegroeide tolerantie voor een medisch overbodige ingreep die de fysieke integriteit schaadt.

maandag 26 januari 2009





Hedonisme, revisited




Hedonisme heeft een slechte bijklank. Het doet denken aan bandeloze seks hebben, zoveel mogelijk (in hoeveelheid en frequentie) genotmiddelen gebruiken, een zogenaamde 'ongezonde levensstijl' erop na houden, kortom ... teveel plezier willen maken.



Het heeft een negatieve bijklank doordat in onze cultuur, die niet te onderschatten verregaand beïnvloed is door de Semietische godsdiensten, plezier - willen - maken als verdacht wordt beschouwd. In onze cultuur wordt het begrip 'zelfbeheersing' uitgebreid naar plezier maken. Toch, de enige zelfbeheersing die men nodig heeft om plezier te maken is degene die noodzakelijk is als voorwaarde voor toekomstig plezier.



Maar hedonisme ligt zo voor ons voor het rapen. Neem een eenvoudig voorwerp als een Bic. Het ding is gemaakt voor ons plezier. Het ding ligt gemakkelijk in de hand, heeft een klemmetje om ergens aan vast te hangen, de schrijfdikte is goed om een handgeschreven tekst leesbaar te maken en te houden, ze komen in verschillende kleurtjes, ze gaan lang mee, ze zijn goedkoop, ze hebben een handig klikmechanisme en ze zijn relatief goedkoop.




Die dingetjes zijn gemaakt voor ons genot. We beleven er plezier aan, maar niemand zal daarvan zeggen dat het schadelijk is voor ons lichaam. Misschien heeft het met het lichaam te maken, die afkeer voor het hedonisme. Toch, we zouden zo geen pennetje kopen als het niet lekker in de hand lag.



Ook dit computerscherm dat voor je staat is gemaakt met het oog op plezier. Het heeft een goede grootte, je kan de letters aanpassen als je ze te klein niet kan lezen, je kan het 'customizen', met andere woorden, je kan het scherm op die manier aanpassen dat je er, - je raadt het al- plezier aan beleeft.



Wie zich dan nog geen hedonist noemt, moet dan eens het volgende proberen: te kleine schoenen kopen, een te groot hemd, te veel azijn doen in de sla, een te heet bad nemen of een te klein sloop nemen voor het dekbed. Plezant!



Plezier ligt in kleine dingen ook, plezier is ook de ervaring aangepast te zijn aan wensen. Het hedonisme, misbruikt en gevulgariseerd, ligt dan ook aan de basis van de meest elementaire levensgenieting. Rest dan de vraag hoe men 't verschil maakt tussen kleine pleziertjes en grote pleziertjes. Belangrijk is dat het plezier dat men beleeft een spoortje nalaat dat men later kan bewandelen als terugweg naar vergeten genot.

zaterdag 3 januari 2009



Verliefd zijn

Verliefd zijn is niet alleen een raar gevoel, het is ook een rare uitdrukking. 'Ver-liefd zijn' – moet je letten op die 'ver'-prefix. Het doet associaties opwerpen met 'ver-loren zijn', maar ook met andere woorden waarin 'ver-' als prefix bestaat: verkwisten, verlaten, verspillen. 'Ver-' als prefix luidt een werkwoord in dat niet onder controle is van de actor. De actor heeft de touwtjes niet meer in handen, hij of zij is overgeleverd aan de wortel van het werkwoord.

Verliefd zijn houdt dus een gevoel van een verlies in, een verlies in het object van de verliefdheid. De verliefde wil bij zijn liefdesobject verkeren, er zich in verliezen. Het is een vreemd situatie, die, hoewel opgehemeld en gelauwerd in onze cultuur, ook een aspect van islam inhoudt, een aspect van overgave. De zo gevierde zelfstandigheid speelt in de context van verliefdheid geen rol meer: het is een sociaal acceptabele (en waarschijnlijk biologisch, ook) manier om zelfcontrole te verliezen, 's mens autonomie, zelfbeschikking, zelfstandigheid en rationaliteit.

De verliefde streeft naar een voortdurende nabijheid van zijn liefdesobject, hij of zij wil ermee één worden. Zo is ons toch meegegeven in onze cultuur. In feite is dat streven naar eenwording een restant, of eerder, een illustratie van de toepassingen van het platonisme, dat ingebed ligt in het christendom. Zoals Michel Onfray analyseert in 'Theorie van het verliefde lichaam. Naar een zonnige erotiek' is de idee van complementariteit platonisch van oorsprong. De ene voelt zich half en wil één door middel van een andere helft te vinden. Op die grondgedachte is de monogamie gebaseerd: 1 + 1 = 1. Wiskundig niet correct, poëtisch wel. Tegelijkertijd stelt Onfray dat dit als voorwaarde voor geluk een even grote voorwaarde voor ongeluk is. Het ongeluk waarover hij spreekt kan herleid worden naar de vaststelling dat binnen zulke platonisch opvatting van de eenheid de plicht evenzeer een rol speelt. Helaas voor dit traditionalisme is de plicht een grote dooddoener in de liefde, laat staan de verliefdheid. Tot minnen kan men niet gedwongen worden, zelf niet in theologische context.

Onfray gaat verder in zijn analyse dan wenselijk is. Zo stelt hij dat zulke betrokkenheid op één enkele persoon een krampachtig construct is. Men kan meer dan één persoon liefhebben, en het seksuele wordt daarin gescheiden van de liefde. Hij haalt daarvoor Ovidius aan (de Ars Amandi, waarin in sluiks het minnaarschap wordt besproken als ware het een gegeven feit), maar ook Lucretius die met zijn De Rerum Natura een materialistisch beeld (dus on-Platonisch) geeft van de liefde. In zijn atomistisch wereldbeeld is liefde een kwestie van wrijving, niet van versmelting, overgave, verlies of eenwording of dergelijke lyrische bewoordingen. Lucretius geeft een bijna droog-wetenschappelijke analyse van de liefde, de begeerte, het minnen. En in zijn wetenschappelijk taalgebruik vermijdt hij normatief op te treden, in tegenstelling tot Plato wiens wereldbeeld normerend in geworden in onder andere het christendom.

De éénpersoonsgerichtheid van het platonisme wordt teniet gedaan door de dagelijkse ervaring: iedereen is vervangbaar, begeerte is geen gemis, maar overvloed, men treurt om verlies, tot men iemand anders leert kennen wiens eigenaardigheden een even grote fascinatie opwekken als die van de heengegane. 's Mens passie kan gedeeld worden met anderen, vervangen en evenwaardig zijn voor de gepassioneerde(n). Bij het wegvallen van het liefdesobject zorgt continuïteit door het nieuwe in het liefdesleven voor het voortbestaan van de vlam. Ovidius geeft een dergelijke raad in zijn Remedia Amoris: wanneer men zijn aandacht spreidt over meerdere liefdesobjecten, dan taant de passionele betrokkenheid op die ene persoon. Hij gebruikt de metafoor van brandend hout dat opgehoopt een een fel vuur geeft, maar eens het hout wordt verspreid dan wordt de vlam minder. De nuchtere passie, om terug naar Lucretius te gaan, is puurder. Immers de gepassioneerde is zich bewuster van zijn drijfveren dan de verloren verliefde, die zich overgeeft en verliest in zijn passies. Caesars 'Divide et impera' klinkt hier gepast: verspreidt men de lusten over meerdere personen, dan wordt men nuchterder in die uiteenlopende betrokkenheden. En nuchterheid is toch een waarde die men belangrijk acht in onze cultuur. Of is dat in de context van verliefdheid anders?

vrijdag 2 januari 2009


De Sint als charismatische dictator


Sinterklaasje, kom maar binnen
Sinterklaasje, kom maar binnen met je knecht,

want we zitten allemaal even recht.

Misschien heeft u wel even tijd, voordat u weer naar Spanje rijdt.
Sinterklaasje kom maar even bij ons aan, en laat uw paardje maar buiten staan.
En we zingen en we springen en we zijn zo blij, want er zijn geen stoute kinderen bij.

En we zingen en we springen en we zijn zo blij, want er zijn geen stoute kinderen bij.

BRON


Iedereen in het Nederlandstaalgebied kent dit liedje. Wat mij treft is dat het liedje heel onschuldig overkomt, maar in feite huiveringwekkend totalitair is.

  1. De Sint komt binnen met zijn knecht: lijkt veel op het binnendringen van de persoonlijke levenssfeer van de doelgroep van het liedje, namelijk de kinderen. In 1984 van George Orwell wordt bijvoorbeeld iedereen in het oog gehouden door Big Brother. Je zou het ook kunnen vergelijken met 'God ziet alles'. Hij komt ook onuitgenodigd langs, alsof hij het recht heeft in de persoonlijke levenssfeer binnen te dringen.


  2. kom maar binnen met je knecht, want we zitten allemaal even recht: hier lijken de kinderen zich bewust van de sociale controle en conventies en meten ze zich een pose aan om Sinterklaas en zijn knecht een plezier te doen. Het is een verscholen aanmoediging tot conventionaliteit. Er schuilt een zekere hypocrisie in een dergelijke houding, te meer omdat na zijn vertrek het rechtzitten wordt opgegeven. Dàt ze recht zitten zou van nature moeten zijn, niet iets dat in het kader van een Sinterklaasbezoek opgemerkt moet worden. Het idee van in de rang te lopen is ook een ontkenning van de mogelijkheid van een individualiteit. Individualiteit lijkt een curieus gegeven te zijn in de Sinterklaasperiode: komt de Sint om cadeautjes uit te delen aan alle kinderen of komt hij specifiek om dàt kind er één te geven?


  3. heeft u wel even tijd, voordat u weer naar Spanje rijdt. Het is bij wijze van gratie dat de Sint zich laat zien. Dat is ironisch: immers, stoute kinderen hebben er baat bij geen sociale controle te krijgen van de Sint. Het herverdwijnen naar Spanje geeft de Sint ook iets ongrijpbaars, je zou zeggen iets mystieks. De grote chef vertrekt en je ziet hem niet meer. Daarbij komt de vraag waarom de Sint naar Spanje gaat, 't is te zeggen, zich zou haasten om terug te keren. Indien dit zijn enige taak is, dan zou hij toch meer tijd kunnen uittrekken voor kinderen en niet alleen op 6 december komen, maar voor een langere periode in 't land zijn. Het heeft ook iets van een arbeidsvloer waar je slechts af en toe de grote baas ziet. Het is dan ook goede indruk maken geblazen wanneer hij een bezoekje doet.


  4. En we zingen en we springen en we zijn zo blij, want er zijn geen stoute kinderen bij. Dit is misschien nog de meest beklemmende zinsnede van de tekst. 1) in totalitaire regimes (olde schoole communisme, nazisme, fascisme, theocratieën) worden tegenstanders geëlimineerd of wordt hun persoonlijkheid weggewerkt. Dat zijn in dit geval de stoute kinderen. 2) De 'want' als redengevend deeltje geeft de indruk dat de afwezigheid van tegenstanders gevierd dient te worden. Het is als een feest na een lynchpartij. 3) De reden waarom de kinderen blij moeten zijn is dat ze cadeautjes krijgen, niet dat de stoute kinderen er niet bij zijn.


Dit Sinterklaasliedje heeft gruwelijke implicaties voor kinderen. Ik mag maar hopen dat ze die niet begrijpen. De sociale controle, de eerbied voor gezag, het risico op lijfstraffen (de roe), het verwijderen van 'asocialen' - het heeft allemaal de kenmerken van een totalitair regime. Voorts gedraagt de Sint zich als een godfather waarbij alle betrokkenen braafheid moeten zweren op straffe van uitsluiting, lijfstraf en emotionele kwelling. Vergeet ook niet dat de Sint een boek heeft waarin hij every move you make noteert - het moet voor hem gelovige kinderen een voortdurende bron van druk zijn (geweest). Kinderen die niet braaf (lees = de opgelegde regels niet naleefden) waren moesten een jaar investeren in de hoop dat het volgend jaar de Sint zich wel zou tonen aan de kinderen. Stel U de trauma's voor van die kinderen die stout zijn geweest en door de Sint genegeerd worden en door de Pieten een pak rammel kregen, zoals hierboven in het schilderij van Jan Steen. Het jongetje links is blijkbaar stout geweest en wordt door het meisje achter hem uitgelachen. De man aan de schouw liegt de kinderen voor hoe de Sint en/of zijn Piet(-en) de cadeautjes hebben gebracht.

Is dit nu niet totalitair? Het is in ieder geval niet pedagogisch verantwoord te dreigen met 'o wee als de Sint dit te weten komt!'

Overigens was het de Sint die van mij een atheïst heeft gemaakt. Toen ik mij realiseerde dat hij een fictie is, een drukkingmiddel om kinderen in de rang te laten lopen, voelde ik dat als een vertrouwensbreuk naar de volwassenen. Hoe konden zij mij nu zo voorliegen! Later maakte ik de projectie op 'God' en besefte dat ook Die wordt uitgespeeld als drukkingmiddel om mensen in de rang te laten lopen op straffe van hel.

Dat doe je toch niet! Geen één van de twee!